CRa: schaf titelbescherming interieurarchitecten niet af

Het is niet raadzaam de titelbescherming van interieurarchitecten af te schaffen. Tot die conclusie komt het College van Rijksadviseurs (CRa) in een advies dat is uitgebracht aan de ministers van EZ, OCW en BZK. Aanleiding voor het advies is het Nationaal Actieplan gereglementeerde beroepen, dat de minister van Economische Zaken in 2015 aan de Tweede Kamer aanbood. Hierin werd de vraag gesteld of de titelbescherming van interieurarchitecten “nog passend is”.

Beeld: Mike Bink
Emma Kinderziekenhuis

Bescherming van titel

In Nederland genieten interieurarchitecten, evenals bouwkundige architecten, tuin- en landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen wettelijke bescherming van hun titel. Alleen zij die de vereiste opleiding hebben gevolgd, onder supervisie een tweejarige beroepservaringperiode hebben doorlopen en zijn ingeschreven in het Architectenregister mogen zich architect of stedenbouwkundige noemen.

Keurmerk

Het college acht afschaffing van de titelbescherming om een aantal redenen ongewenst. Ten eerste omdat interieurarchitectuur een vak op zich is. Titelbescherming maakt de buitenwereld duidelijk dat het om een zelfstandige discipline gaat, waarvoor een gespecialiseerde opleiding en beroepservaring noodzakelijk zijn. Dat is zeker ook van belang bij internationale opdrachten, waar titelbescherming wordt gezien als een keurmerk.

Publiek belang

Ten tweede: het publieke belang van de interieurarchitectuur is groot. Het interieur van kantoren, fabrieken en openbare gebouwen is voor veel burgers de omgeving waarin ze een groot deel van hun tijd doorbrengen. Aan de inrichting van die ruimten moet daarom hoge eisen worden gesteld. Bovendien vragen verduurzaming, herinrichting en transformatie van bestaande gebouwen steeds meer aandacht. Voor al deze opgaven is de interieurarchitectuur een onmisbare discipline. Ten derde zou intrekken van de titelbescherming de verbinding met de beschermde zusterdisciplines: bouwkundige architectuur, tuin- en landschapsarchitectuur en stedenbouw onherstelbaar beschadigen.

Investering

Ten vierde zou een dergelijke stap een abrupte breuk zijn met het beleid dat in enkele decennia tot stand is gekomen, met schadelijke gevolgen voor het beroep zelf, de kennis die op dit gebied is verzameld en de gecreëerde opleidingsstructuur. Het College wijst er in zijn advies op dat er juist de afgelopen jaren forse investeringen zijn gedaan in de opleiding van interieurarchitecten. De verplichte opleidingsduur steeg van vier naar zes jaar (een masteropleiding is nu verplicht) en daar kwam nog een tweejarige beroepservaringsperiode bij. Intrekking van de titelbescherming zou de beroepsgroep ernstig duperen. In die titel hebben de nieuwste lichtingen immers twee jaar masteronderwijs en twee jaar beroepservaring geïnvesteerd.

Raad van State

Het CRa roept het Kabinet op de beroepsgroep actief te betrekken bij het bedenken van oplossingen voor een aantal urgente maatschappelijke vraagstukken, in de geest van de Bouwagenda, het nationale innovatieprogramma voor de hele bouwsector. De  volksgezondheid, de bevordering van duurzaamheid en het goed laten verlopen van de energietransitie zijn gebaat bij de inbreng van ontwerpende disciplines als de interieurarchitectuur. De intentie de ontwerpende disciplines in te zetten is ook te vinden in het Topsectorenbeleid van de minister van EZ, in de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp 2017-2020, van de ministers van OCW en I&M en in het manifest Ontwerpkracht voor het NL van NU, dat vertegenwoordigers van de Nederlandse creatieve industrie onlangs aan de Informateur hebben gestuurd.

afstudeerrichting Interieurarchitectuur

Tot slot geeft het CRa de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in overweging  te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor het creëren van een afstudeerrichting Interieurarchitectuur aan de Technische Universiteit in Delft die, na het doormaken van de beroepservaringperiode, recht geeft op inschrijving als interieurarchitect in het Architectenregister. Dit doet niet alleen recht doen aan het gegroeide maatschappelijk belang van de discipline, het zou ook de kennis over en de theoretische en wetenschappelijke verdieping van het vak vergroten.