Publieksverslag van het symposium
De 13e-eeuwse grafelijke zalen van het Binnenhof vormen samen een uitzonderlijk complex. Het was de residentie van de koning en ‘bijna-keizer’ van het Heilig Roomse Rijk Willem II en daarna van zijn zoon, Floris V ‘bijna-koning’ van Schotland – beide machtige graven van Holland. Zij stichtten in deze noordwesthoek van het grote Rijk, dat zich uitstrekte van Rome tot de Oostzee, een hof dat de vergelijking met Engelse, Duitse, Vlaamse en Franse hoven kon doorstaan.
De Rolzaal en de Grote Zaal zijn fysiek nog altijd het middelpunt van het bestuurlijk machtscentrum, het Binnenhof. Het is het hart van onze democratie, maar echt gepassioneerd klopt het niet. Het complex wordt nu weinig gebruikt en de Europese hoogtijdagen zijn vergeten. Het Nederlands publiek krijgt niet veel meer dan een glimp van de Grote Zaal te zien tijdens Prinsjesdag. In en buiten Europa zijn de zalen eveneens een grote onbekende, ook voor historici en architectuurhistorici. Er is tot nu toe vrijwel niet in andere talen dan het Nederlands gepubliceerd over het vorstelijk complex.
De Rijksbouwmeester wil dit tij keren. Met het internationaal symposium ‘Het Binnenhof: grafelijk machtscentrum in de 13e eeuw’ hoopt hij een nieuwe impuls te geven aan het wetenschappelijk onderzoek naar het grafelijke paleis en tegelijk het complex in de schijnwerpers van politiek en bestuur te zetten.
Terwijl de renovatie van het Binnenhof - exclusief de Grafelijke Zalen - in volle gang is en het complex straks een nieuwe toekomst tegemoet gaat, keken de verzamelde wetenschappers in de Gotische zaal van de Raad van State vooral achteruit. Zevenhonderd jaar terug naar de oorsprong van de Grafelijke Zalen.
Wat weten we over het belang van het complex in de tijd van ontstaan? Kunnen we dit verborgen paleis herontdekken? Kunnen we de lagen van de bouwgeschiedenis afpellen? Wat gaat er bijvoorbeeld schuil achter die waardevolle maar ook ingrijpende restauratie rond 1900, toen een team van architecten zocht naar het authentieke 13e-eeuwse complex. Met hun ingrepen leverden zij in 1907 een 19e-eeuwse versie van een 13e-eeuws kasteel op. Gelukkig is het niet meer dan een beeld, want ondanks de stevige aanpak van toen is nog zeker tachtig procent van de middeleeuwse bouwsubstantie aanwezig.
Waarheidsvinding zou je het kunnen noemen om, gecombineerd met het opnieuw bezien van het belang van dit uitzonderlijke complex, op dit fundament een betekenisvolle toekomst voor de Grafelijke Zalen te bouwen. “Want”, stelt rijksbouwmeester Francesco Veenstra, “dit verborgen paleis verdient onze herwaardering, academisch, bestuurlijk/politiek en zeker ook voor publiek”.
Dode hoek
De gemiddelde Nederlander weet niets over de Grafelijke Zalen. De Grote Zaal, beter bekend als Ridderzaal, is met zijn spitse torens gereduceerd tot het beeldmerk van nieuwsrubrieken. Volstrekt onbekend zijn de andere zalen, zoals de Rolzaal. Dat is niet zo vreemd, want deze zaal heeft al sinds 1900 geen publieke functie meer.
Het Rolgebouw als geheel is een ietwat in de verdrukking geraakt, terwijl dit toch het keizerlijk deel is, gebouwd door Willem II. Bouwhistorici Hein Hundertmark en Paula van der Heiden, die al een drietal bouwhistorische onderzoeken hebben gedaan naar het Grafelijke Zalencomplex, breken een lans voor deze zalen. De fraai overwelfde kelder van dit bouwdeel, uit circa 1250, zou de troonzaal kunnen zijn, een werkelijk ‘majesteitelijke zaal’, noemen zij het.
De middeleeuwen zijn een beetje de dode hoek van de geschiedeniskennis. ‘Wij’ hebben meer op met de Republiek der Verenigde Nederlanden. Bij de herijking van de ‘Canon van Nederland in 2021, illustreert moderator Hanneke Ronnes dit punt, is Floris V, de bouwer van de Ridderzaal, uit die canon gegooid.
Duitse paltsen
Deze dag ontstond een boeiende en broodnodige uitwisseling tussen internationale onderzoekers. Inspiratie kwam onder meer uit Duitsland waar het middeleeuwse onderzoeksveld al flink in beweging is. Guido von Büren deed verslag van de grote multidisciplinaire conferentie eind april in paltsstad Aken gewijd aan de middeleeuwse paltsen als oorden van koninklijke heerschappij. Met de nadruk op Aken, Ingelheim en Saksen-Anhalt. Doel van die conferentie was het samenbrengen van alle verschillende onderzoeken naar deze pleisterplaatsen van de middeleeuwse heersers, die ‘vanuit het zadel’ over hun uitgestrekte rijk heersten. Als een premoderne vorm van face-to-facecommunicatie trokken de keizer en zijn gevolg permanent door het uitgestrekte rijk. De ambulante machtspraktijk werd belicht vanuit geschiedenis, bouwgeschiedenis, archeologie, tuinhistorie, tot en met populaire beeldvorming. De conferentie was opgezet als een forum om de onderzoekers gelegenheid te bieden onderlinge contacten te leggen. Om tot een meer homogene research te komen.
Een gegeven dat op de Haagse conferentie met enige jalousie de métier werd ontvangen, want wetenschappelijk onderzoek met deze geïntegreerde aanpak naar middeleeuwse kastelen in Nederland is (veel te) schaars.
Het laatste hof van Holland
Het Binnenhof was het laatste hof dat de graven in Holland bouwden tussen 900 en 1300. Op de strandwallen langs de kust van Alkmaar tot Dordrecht zijn er in totaal 22 geïdentificeerd. Er waren er nog meer, maar als een historische bron ontbreekt is toeschrijving aan het graafschap niet mogelijk, stel Tim de Ridder, stadsarcheoloog van Vlaardingen.
De functie van de hoven is niet eenduidig, sommige zijn meer agrarisch van aard, ingericht voor ontginning en exploitatie van het land. Andere zijn meer bestuurlijk en representatief (met of zonder jachtfunctie), waar ook de graaf verbleef, zoals Vlaardingen en Leiden.
Den Haag werd vermoedelijk de hoofdresidentie van de graven en is niet zonder reden in het lege landschap gesitueerd. De Ridder: ‘Ze koesterden de macht, deelden die liever niet met anderen en toonden graag hoe machtig ze waren met een groot monumentaal gebouw’.
Een show-off op een off-locatie, vat archeoloog en promovenda Nancy de Jong puntig samen. Deze keuze benadrukt dat de zalen een residentiële en ceremoniële functie hadden, meer dan een verdedigingsfocus. Samen met Rob Gruben verricht Nancy de Jong promotie-onderzoek naar de kastelenbouw van zowel Willem II als zijn zoon Floris V. De inspiratie voor de Rolzaal zou heel goed kasteel Dankwarderode in Braunschweig kunnen zijn, denkt Gruben. Daar bracht Willem II zijn huwelijksnacht door.
Vanuit geologisch oogpunt is de keuze voor de locatie van het Binnenhof juist zeer logisch, stelt Bert van der Valk, geoloog bij Deltares. Hij concludeert dat de ‘randvoorwaarden voor vestiging van een hoogkwalificerende hoflocatie in Den Haag prima op orde zijn.’ Het is een veilig, aangenaam en voornaam landschapsdecor in een dynamisch kustlandschap. Het landschap was ‘woest en ledig’, maar redelijk stabiel - de vorming van jonge duinen komt pas later. Het Binnenhof werd gesticht op een zandlaag terwijl ten zuiden en noorden ervan veen en veenpoelen dominant waren. Het strand was goed te bereiken en bood een veilige en snelle N-Z-verbinding; de Haagse Beek zorgde voor drinkwater en verversing van de waarschijnlijk al snel aangelegde Hofvijver en grachten.
De gemiddelde Nederlander weet niets over de Grafelijke Zalen.
Bronnen
Uit de dertiende eeuw zijn er geen directe geschreven bronnen over de bouw van het Binnenhof bekend. Pas later komen er schriftelijke verwijzingen naar de grafelijke paleizen in oorkondes en kronieken. Over de beginperiode zijn er als primaire bron wel de rentmeestersrekeningen, waarvan de vroegste dateert uit 1316. Deze zijn echter ook een bron van verwarring, blijkt uit een treffend voorbeeld dat Monique van Veen, stadsarcheoloog gemeente Den Haag, aanhaalt: de Gevangenpoort staat genoteerd onder negen verschillende namen.
De toegankelijkheid van de grafelijke registers is over de hele linie matig. Pas als de registers zijn getranscribeerd kunnen zij breed geraadpleegd worden én vertaald voor buitenlandse onderzoekers. Onderzoek heeft zich veelal beperkt tot Nederland.
Toeval van de overlevering
Veel van wat als referentie zou kunnen dienen is verloren gegaan. Niet alleen in het Haagse. Architectuurhistorica Krista de Jonge (KU Leuven) spreekt van het toeval van de overlevering. “De bronnensituatie voor de 12e en de 13e eeuw blijft catastrofaal. Van Brussel bijvoorbeeld weten we heel veel, maar pas vanaf de vijftiende eeuw.”
Ondanks de schaarse hoeveelheid bronmateriaal, of misschien wel dankzij, merkt cultuurhistorisch onderzoeker bij het Atelier Rijksbouwmeester Judith van Kesteren op, is er een grote verscheidenheid aan ideeën, hypotheses en theorieën over de eerste bouwfasen.
Om orde in de chaos te scheppen heeft zij voor elke bouwfase van de grafelijke zalen het aanwezige bronmateriaal op een rij gezet en in cultuurhistorisch licht geplaatst, waarbij ruimtelijke en historische aspecten evenveel wegen. Zo kan zij helderheid verschaffen over de betrokkenheid van de diverse graven bij hun bouwwerkzaamheden aan het Haagse hof.
Een groot gemis, zegt Judith van Kesteren is het ontbreken van goede biografieën over de Hollandse graven. “Het is onvoorstelbaar dat we geen goede biografie hebben over Rooms-koning Willem II”.
Van Kesteren wijst er vervolgens op, dat in de bouwhistorische onderzoeken en bespiegelingen veelvuldig wordt verwezen naar baksteenformaten uit de 13e eeuw in de Grafelijke Zalen als dateringshulpmiddel. Maar tegelijkertijd blijken de beschikbare maatgegevens etc. bij nadere beschouwing geen echte houvast te bieden. Een nieuwe duiding is ernstig gewenst. Tegelijk pleit Van Kesteren voor nieuw natuurwetenschappelijk onderzoek. Het vorige morteldateringsonderzoek is al meer dan twintig jaar oud en de techniek heeft zich verder ontwikkeld. Via deze weg verwacht ze meer informatie te verkrijgen over dateringen.
Overigens komt het eerste bewijs dat Floris V verantwoordelijk was voor de bouw van de Grote Zaal juist uit die natuurwetenschappelijke hoek. Er is via dendrochronologisch onderzoek al jaren geleden vastgesteld dat het hout uit de kap van de westelijke fronttorens is geveld rond 1288, met een marge van plus/min zes jaar.
Transport of Knowledge
Bij gebrek aan geschreven bronnen kan een analyse van dynastieke netwerken houvast bieden. Ook ander circumstantial evidence wordt gezocht en gevonden.
Zoals hoogleraar Malte Prietzel (Paderborn) in zijn lezing beschreef, legden de keizers in het Heilig Rooms Rijk enorme afstanden af. Zij trokken met hun gevolg, dat uit duizend mensen kon bestaan, van palts naar palts.
Ook de bouwmeesters maakten vele kilometers in het begin van de gotiek. Met name voor de bouw van de kerken, zegt architectuurhistoricus Merlijn Hurx (KU Leuven). Maar we weten ook dat Edward I voor zijn kastelen in Wales een bouwmeester uit de Savoie haalde. De bouwers van de Grote Zaal kwamen hoogstwaarschijnlijk uit Vlaanderen, net als de timmerlieden voor het dak. De façade met zijn typerende torentjes en rozet is mogelijk geënt op Vlaamse voorbeelden als Sint Johannes hospitaal in Brugge (1230-1240). Hurx betreurt het dat er zo veel gebouwen uit die tijd al vroeg gesloopt zijn in Vlaanderen. ‘We weten dat er andere residenties waren, maar niet hoe ze er uit gezien hebben.’
Verder onderzoek naar Transport of Knowledge kan meer licht werpen op de residenties. Ook het spoor van het materiaal volgen kan een bron van informatie zijn. Bouwhistoricus Ronald Stenvert werpt vanuit de zaal zo’n vraag op: de muren van het complex zijn 1,80 meter dik. Dat betekent dat er ongekend veel bakstenen zijn gebruikt. Waar hebben ze die vandaan gehaald?
Archeologie
‘‘Veel kennis wordt ontleend aan historische bronnen uit de late middeleeuwen en terug geprojecteerd op de vroege. Eind 12e eeuw neemt de archeologische zichtbaarheid toe, niettemin zijn nog weinig hoven archeologisch onderzocht. Archeologie biedt nieuwe invalshoeken en onderzoeksmogelijkheden”, zegt stadsarcheoloog van Vlaardingen Tim de Ridder.’
De archeologie, zegt Nancy de Jonge, is ook verbreed. “Waar de 20e-eeuw gekenmerkt werd door Wallchasing is het archeologisch onderzoek nu veel meer gericht op de context van het kasteel, niet louter op het gebouw”.
Archeologisch onderzoek naar de ontwikkeling van machtscentra in de middeleeuwen is in Nederland lang onderbelicht geweest, stelt Michel Groothedde, archeoloog gemeente Zutphen, in zijn bijdrage. Hij vulde deze lacune deels in met zijn promotieonderzoek (2010-2013) naar paltscomplexen in Nederland en de palts in Zutphen in het bijzonder. “In Zutphen is dankzij intensief archeologisch onderzoek veel bekend geworden over de fysieke uitingen van macht in een versterkte plaats die zou uitgroeien tot een stedelijke nederzetting".
Open vragen
In, aan en rondom het grafelijke paleis blijven nog genoeg vragen open. Een kleine greep: over de Hofkapel is nog weinig bekend. Hoe functioneerde deze? Religieuze ruimtes in de residenties waren multifunctioneel, stelt Krista de Jonge. Een privékapel had ook een representatieve functie.
Over het functioneren van het grafelijke hof in de 13de en 14de eeuw is nog veel onbekend, blijkt uit de voordracht van Pamela Marshall. Zij vermoedt een belangrijke ceremoniële taak gezien de ‘Wowfactor’ van de Grote Zaal. Deze is slechts twee meter smaller dan Westminster Hall in Londen, die de graaf zeker gekend heeft. Hij onderhield immers nauwe banden met het Engelse hof.
Ook is er nog een slag te maken in het onderzoek van de bouwsculpturen en het beeldhouwwerk in het complex. De stedenbouwkundige aanleg, landschappelijke context en tuinhistorie liggen wetenschappelijk nog deels braak. Stadshistoricus van Leiden Edwin Orsel mist de historiografische benadering. Daar ligt nog een onderzoeksvraag.
Nieuwe verhalen over het verleden kunnen de grafelijke zalen uit hun Doornroosjeslaap wekken en deze 13e-eeuwse parel weer tot een dynamisch centrum maken in het hart van het bestuur
Hoe verder?
Op deze dag is met internationale uitwisseling – al merkte Krista de Jonge op dat Frankrijk ontbrak – een stap gezet op de interessante zoektocht die leidt naar meer kennis over de oorsprong en het Europees belang van het gebouw. Als we de kennis over het complex bundelen en verbreden, scheppen we een basis om na te denken over een betekenisvolle toekomst voor het Binnenhof. Het staat immers niet alleen in het hart van onze democratie, maar ook in het hart van de stad van het internationale recht Den Haag. De Rolzaal is tot 1900 in gebruik geweest als rechtbank.
Zoals moderator Hanneke Ronnes afsloot: ‘Nieuwe verhalen over het verleden kunnen de grafelijke zalen uit hun Doornroosjeslaap wekken en deze 13e-eeuwse parel weer tot een dynamisch centrum maken in het hart van het bestuur’. En ook FrancescoVeenstra ziet in deze interessante zoektocht naar de oorsprong van de plek, ‘een begin om weer met frisse blik en vanuit een brede betekenis van het gebouwencomplex voor onze democratie en samenleving, het gesprek aan te gaan over het toekomstig gebruik’.
Er is een dia die deze dag een paar keer voorbijkwam. Een Hollands beeld dat de macht in dit centrum van de democratie aangenaam relativeert en tegelijk ook laat zien wat er aan de appreciëring van dit paleis schort.
Het is een foto van de kelders van de grafelijke zalen. Hier geen koetsen. Nee, onder de eeuwenoude gewelven is een fiets geparkeerd met daarnaast een fietspomp, van de Hema zo te zien.
tekst: Marijke Bovens