Rijksadviseur Berno Strootman over New Deal boer en maatschappij: ‘Iedereen moet bewegen’

Hoe bereiken we een landbouw die boeren bestaanszekerheid verschaft in een aantrekkelijk en gezond landschap met hoge cultuurhistorische waarden en een herstelde biodiversiteit? Het College van Rijksadviseurs onderzoekt samen met boeren, wetenschappers en ontwerpers in drie pilots zo’n ‘landschapsinclusieve’ landbouw. Rijksadviseur Berno Strootman over deze New Deal tussen boer en maatschappij: ‘Iedereen moet bewegen’.

In Panorama Nederland stelde het College van Rijksadviseurs deze New Deal voor. Dit pilotproject is hier een uitwerking van.  Ontwerpers, landbouwdeskundigen, landschapshistorici, regionale overheden en boeren gaan samen op zoek naar de mogelijkheden van landschapsinclusieve landbouw in drie verschillende gebieden. Landschapsinclusief omvat meer dan alleen natuur. Naast biodiversiteit gaat het ook om de cultuurhistorische en recreatieve waarde van het landschap en om duurzame vormen van landbouw. De vragen die op tafel liggen: hoe zou het landschap er over tien tot dertig jaar uit kunnen zien en hoe kunnen boeren daarin een goede boterham verdienen? Met ontwerpend onderzoek wordt gezocht naar een antwoord.

Weerbarstig

De eerste twee werksessies in pilotgebieden Salland (Overijssel), Krimpenerwaard (Zuid-Holland) en De Marne (Groningen) zijn achter de rug.  Was de eerste sessie nog een aftasten van elkaar, tijdens de tweede werd wel duidelijk hoe weerbarstig en ingewikkeld zo’n New Deal is, vertelt Rijksadviseur Berno Strootman. ‘Wat ik leer, is dat er zeker niet één oplossing is. Niet binnen een gebied, laat staan in Nederland. De gebieden zijn divers - zand, klei en veen - de verschillen tussen boerenbedrijven zijn ook enorm: in visie, omvang en bedrijfsaanpak.’

Het ontwerpend onderzoek werkt als een hogedrukpan. Binnen een half jaar passeren in hoog tempo ideeën en concepten de revue om uiteindelijk neer te slaan in een ruimtelijke en landbouwkundige visie. Op basis daarvan worden transitieplannen gemaakt om de gewenste situatie te bereiken.
‘Veel ontwerpers zijn vertrouwd met ontwerpend onderzoek, maar voor de boeren is het nieuw’, vertelt Strootman. ‘Van de boeren vraagt het een haast academische rol: zij brengen hun kennis van het gebied en hun bedrijf in. Maar voor hen is het bepaald geen academische kwestie. Het gaat om de toekomst van hun bedrijf in een tijd waarin zij grote problemen hebben.
Dus kunnen de sessies tot verhitte discussies leiden. ‘Dat was bijvoorbeeld het geval in de Krimpenerwaard. In deze regio hebben boeren al veel in hun bedrijfsvoering veranderd. De stikstof- en klimaatdiscussie raakt hen direct. Zij zijn boos op de overheid en wij zijn ‘’jullie uit Den Haag’’ – ook overheid.’

'Wij zijn "jullie uit Den Haag" - ook overheid.'

In De Marne verliepen de sessies meer ontspannen. ‘In dit kleigebied in het noorden van Groningen verdienen de boeren goed met pootaardappelen. Weinig noodzaak tot verandering zou je denken. Toch dienen zich hier ook ontwikkelingen aan.  Er wordt veel gevraagd van de bodem en het is een grote uitdaging om zonder of met minder chemie te werken.’ 

‘In Salland, het meest diverse gebied qua landschap en landbouw, komen complexe opgaven samen. De huidige stikstofdiscussie zorgt hier voor veel spanningen, wat maakt dat het moeilijker is om ongedwongen na te denken over de toekomst’, aldus Strootman.

Landschapsinclusieve landbouw is nog geen echt verdienmodel. Om dat wel te bereiken moet iedereen bewegen, zegt Strootman. ‘Uit de drie transitieplannen die we voor de pilots maken, destilleren we een advies aan de ministers Schouten (LNV), Ollongren (BZK) en Van Engelshoven (OCW). In dat advies maken we concreet wat de ministeries kunnen doen om de gewenste transities mogelijk te maken en te ondersteunen.’

Marijke Bovens | februari 2020