Floris Alkemade en de toekomst van Nederland

Rijksbouwmeester Floris Alkemade schreef een essay over hoe we de grote opgaven van deze tijd het beste kunnen aanpakken. Fundamentele veranderingen in ons denken en handelen zijn daarbij noodzakelijk. ‘Het beleid moet voortaan gestoeld zijn op morele afwegingen die ondubbelzinnig juist zijn.’

Floris Alkemade

Het is vast niet voorbestemd, maar Floris Alkemade’s roep om nu in actie te komen verschijnt tijdens wat wereldleiders bestempelen als de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. ‘Het coronavirus is als een januskop. Aan de ene kant duister ­– al die mensen die in eenzaamheid sterven, kleine bedrijven die over de kop gaan, het gevaar dat de sociale ongelijkheid groter wordt. Aan de andere kant werkt het louterend, zorgt het voor bezinning. Die 1,5 meter klinkt als een praktische oplossing, maar wat betekent dit voor de relaties tussen mensen, voor ons begrip van intimiteit?’

Vanuit zijn huis in Sint-Oedenrode vertelt Alkemade via een Skypegesprek dat over enkele maanden pas blijkt hoe we zijn omgegaan met de fundamentele vragen die de coronacrisis op tafel brengt. Veel zal volgens hem afhangen van ons improvisatievermogen, een van onze krachtigste eigenschappen, een motor voor elke samenleving. ‘Improvisatie helpt als we vooropgesteld idee hebben welke kant we op moeten. De makkelijkste weg is een rechte lijn van a naar b. Maar wat als we niet weten waar b ligt?’

Dat we veranderen lastig vinden blijkt wel uit de levensgrote kloof tussen hoe we zouden moeten handelen en wat we werkelijk doen.

Het is de kern van Alkemade’s essay dat deze week onder de titel ‘De toekomst van Nederland’ verscheen. Daarin beschrijft hij niet alleen de onvermijdelijkheid van verandering – om complexe vraagstukken over klimaatverandering, woningnood en voedselproductie van antwoorden te voorzien –, maar ook hoe ingewikkeld veranderen eigenlijk is. Niet voor niets noemt hij het in de ondertitel een kunst, waarvoor naast improvisatie durf en verbeeldingskracht noodzakelijk zijn.

Dat we veranderen lastig vinden blijkt wel uit de levensgrote kloof tussen hoe we zouden moeten handelen en wat we werkelijk doen – zo kennen we allemaal de desastreuze gevolgen van de CO2-uitstoot, maar stappen we toch en masse in een vliegtuig. De virtuele wereld waarin we steeds vaker verkeren vertroebelt bovendien het zicht op wat er in de werkelijke wereld gebeurt, zoals de stijging van de zeespiegel of de zorgwekkende daling van de biodiversiteit. ‘Maar bovenal’, legt Alkemade uit, ‘zijn we door onze welvaart angstig geworden, en zien we elke verandering als een bedreiging voor onze comfortabele manier van leven.’

Essay in doos

Iedereen aan zet

Terwijl, en daarvan is Alkemade overtuigd, de omslag naar bijvoorbeeld een duurzame energievoorziening of de stap naar een natuurinclusieve landbouw ons zoveel goeds kunnen brengen. ‘Dat is de voornaamste reden om dit essay te schrijven. In de vele gesprekken die ik als rijksbouwmeester voer, bespeur ik een enorme bereidheid om zaken anders aan te pakken. Alleen weten velen niet hoe. Met dit essay hoop ik iets van die hopeloosheid weg te nemen, door te laten zien dat het kan.’

Het betekent in ieder geval dat iedereen aan zet is. ‘Burgers denken: ik zou minder lang kunnen douchen, maar red ik daar de planeet nu echt mee? Mijn antwoord is ja. Persoonlijke keuzes maken wel degelijk het verschil, zeker als we gezamenlijk ons gedrag aanpassen. Als we bewuster consumeren, heeft dat invloed op het bedrijfsleven – daar gaan duurzaamheid en ethiek een grotere rol spelen.’ De rijksbouwmeester pleit voor wat hij noemt ‘logische en samenhangende systemen’ waar ‘een gemeenschappelijk verlangen naar duurzaamheid en moraliteit’ kaderstellend is voor de keuzes die we als samenleving maken. Het is aan de overheid om deze systemen richting mee te geven, zodat besluiten en handelingen op hun plek vallen omdat ze onderdeel zijn van een groter verhaal.

Onbekende werkelijkheden

Om te bepalen welke richtingen juist zijn, moet het beleid niet langer gebaseerd zijn op spreadsheets met getalsmatige schijnzekerheden, of op een nuttigheidsdenken waarin snelle rendementen de boventoon voeren. Alkemade haalt in zijn essay de Franse filosoof Simone de Beauvoir aan. ‘Zij stelde dat de wijze waarop we met kwetsbare groepen omgaan een graadmeter is voor de ware doelstellingen van een samenleving. In navolging van haar zeg ik: ons beleid moet voortaan gestoeld zijn op morele afwegingen die ondubbelzinnig juist zijn. Dus dat hoe wij leven de CO2-uitstoot terugdringt, geen spoor van verwoesting achterlaat, de leefbaarheid van de planeet niet bedreigt.’

‘Kunst en wetenschap hebben meer met elkaar gemeen dan we denken. Ze worden allebei gedreven door een verlangen om nog onbekende werkelijkheden op te sporen.’

In dit zoekproces dicht de rijksbouwmeester – en dat mag geen verrassing heten – kunstenaars en ontwerpers een grote rol toe. Door hun verbeeldingskracht hebben zij het vermogen om in chaotische omstandigheden structuur te scheppen. Of zoals dichter en acteur Ramsey Nasr het tijdens een tv-gesprek over de gevolgen van de coronacrisis zei: het ondenkbare denkbaar maken. Dit geldt ook voor de wetenschap, benadrukt Alkemade. ‘Kunst en wetenschap hebben meer met elkaar gemeen dan we denken. Ze worden allebei gedreven door een verlangen om nog onbekende werkelijkheden op te sporen.’

Een kracht van architectonisch denken is het leggen van onvermoede verbanden, iets dat bijvoorbeeld in de discussie over het woningtekort achterwege blijft. Het draait vooral om hoe snel we de 1 miljoen benodigde woningen gebouwd krijgen. Terwijl, aldus Alkemade, die nieuwe woningen niet los kunnen worden gezien van de 7,8 miljoen woningen die we al hebben. ‘Al die huizen moeten van het gas. Als we deze verduurzamingsoperatie combineren met de nieuwbouwopgave, kunnen we met name de naoorlogse woonwijken een geweldige opknapbeurt geven. Ja, dat is ingewikkeld, maar de maatschappelijke winst zal enorm zijn. Denk aan hoeveel beter we dan om kunnen gaan met vergrijzing, zorg en segregatie. En dat niet alleen: we sparen het open landschap, de sociale samenhang op stadsniveau wordt beter.’

Revival van het platteland

Tot slot nog even terug naar de mogelijke gevolgen van de coronacrisis. Ziet Alkemade ook daar een rol weggelegd voor kunst en ontwerp? ‘Absoluut. Dit virus is antistedelijk – het stadse leven, gebaseerd op congestie, het samenkomen van mensen, allerlei sociale functies, wordt op zijn kop gezet. Wat betekent dit op termijn voor de inrichting van de publieke ruimte?’

Hij besluit: ‘Een langdurige crisis kan een revival van het platteland betekenen. Dat mensen het gemak van online werken ontdekken en de Randstad ontvluchten, naar een betaalbare woning met een tuin in de periferie van Nederland. De ruimtelijke effecten zullen niet van de lucht zijn, de tegenstellingen tussen stad en land wellicht op scherp gesteld – dus ja, dat vergt hoe dan ook een ontwerpersblik.’

De toekomst van Nederland

De toekomst van Nederland is een uitgave van Uitgeverij Thoth en verkrijgbaar in de boekhandel.

- tekst -  Mark Hendriks -