100 jaar vooruitdenken

Op 16 juni 2022 kwamen vele bouwmeesters van Nederland bijeen in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam: stadsbouwmeesters, stadsadviseurs, stadsontwerpers, polderbouwmeesters, dorpsbouwmeesters, provinciaal adviseurs ruimtelijke kwaliteit, de Groninger bouwmeester versterking, de politiebouwmeester en de Rijksbouwmeester.
Het Bouwmeestersplatform werd in 1994 opgericht door Architectuur Lokaal en is vanaf 2004 in structurele samenwerking met de Rijksbouwmeester voortgezet. Na een corona-interval van twee jaar spraken de bouwmeesters onder leiding van Renze Klamer over schoonheid, actuele opgaven in het land, in de steden en de provincies.

Groepsfoto bouwmeesters

Beautification?

De woningbouwopgave, het opwekken van duurzame energie, het stimuleren van fietsgebruik en steden groener en waterproof maken. Allemaal opgaven van nu die spelen in de fysieke leefomgeving. Kenmerkend voor deze opgaven is de complexiteit en de veranderende context. Ambities van rijk, provincie en gemeenten zijn goed en noodzakelijk, maar zijn ook taai en lastig te verwezenlijken. Ze gaan over vele schijven en beslisrondes en hebben een lange doorlooptijd naar realisatie. De een noemt het struikelblokken, de ander uitdagingen. What’s in a name?

Renze Klamer dagvoorzitter

Al in 2008 kopte Binnenlands Bestuur ‘Mooier Nederland laat op zich wachten’, dit naar aanleiding van de architectuurnota Een Cultuur van Ontwerpen (die eerst nog als werktitel Mooier Nederland had). Ook toen al schreef het tijdschrift van de VNG dat de ruimtelijke kwaliteit onder druk stond.
Op 6 juli 2022 organiseren BNSP en NVTL de Dag van de Ontwerpkracht. Daarbij zal Minister De Jonge het programma Mooi Nederland presenteren, dat ruimtelijke kwaliteit centraal stelt, met aandacht voor energietransitie, verstedelijking en de inrichting van het landelijk gebied. Mooi gaat niet meer alleen om schoonheid, maar over veel meer dan vormgeving en prachtige architectuur, om veel meer dan beautification. Economische aspecten, maar ook ecologische en sociale aspecten spelen een rol, naast de culturele en cultuurhistorische: het is een integraal begrip, dat al deze aspecten in zich bergt.

Lange lijnen

Rijksbouwmeester, provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit of stadsbouwmeester: allen moeten denken in lange lijnen want ‘onze toekomst is nu’ is niet bepaald hun slogan. In beeld brengen wat over 50 jaar nog betekenisvol is, dat is de uitdaging. Zij kunnen een rol spelen in het stimuleren van ruimtelijke kwaliteit, goed opdrachtgeverschap en architectuurbeleid op het lokale en regionale niveau om zo de kwaliteit van de omgeving te borgen. Het liefst met een lange termijn visie, zoals Rijksbouwmeester Francesco Veenstra het in de Toekomstagenda Agenda College van Rijksadviseurs 2021 - 2024 verwoordt: ‘We kunnen ontwerpend onderzoek, verbeeldingskracht inzetten. En veel verder vooruitkijken, niet voor een periode van vijf jaar, maar veel verder. En niet voor de komende twintig of dertig jaar, maar voor minstens honderd jaar. Klinkt ver weg? De structuur van het huidige Nederland is goeddeels vastgelegd aan het einde van de 19e eeuw. Niet dat er een alomvattend plan was, maar toch bepalen de toenmalige beslissingen over rivieren, kanalen, spoorlijnen en wegen nog steeds de ruggengraat van ons land.

Verbinden van belangen

Hoe kom je met inzet van ontwerpkracht en cultureel opdrachtgeverschap tot gebiedsbrede toekomstgerichte plannen waarmee meerdere opgaven gecombineerd en integraal worden aangepakt? Hoe kunnen lange en korte termijndoelstellingen aan elkaar gekoppeld worden?
Floris Alkemade, als Rijksbouwmeester voorganger van Francesco Veenstra, vindt dat bij uitstek bouwmeesters daar goed in zijn. Zij kunnen de meerwaarde laten zien van ontwerpend onderzoek en verbindingen leggen tussen sectorale en tegenstrijdige belangen. Belemmeringen zijn er echter ook. In de provincie bijvoorbeeld, als het gaat om aandacht vraagt voor integrale plannen. De gedeputeerden van de provincie weten zich gebonden aan hun vierjarige coalitieakkoord en kunnen niets doen wat daar buiten valt, want ‘dan stort de coalitie in. De gedeputeerde denkt maar vier jaar vooruit, maar op een gegeven moment is de rode lijn gepasseerd en ben je te laat, gezien de urgentie van de opgave.’ Ook in de steden is de vraag waar de bouwmeesters echt kunnen sturen. Tako Postma gaat in Delft ook langs bij de gemeentebestuurders, ‘Maar je houdt de marktwerking niet tegen. Zo blijft het repareren.’

Bouwmeesters op podium

De veranderingen gaan veel te langzaam; de hoop is gevestigd op aansturing op rijksniveau. Over woningbouw adviseren de banken, dat zouden ontwerpers moeten zijn. En het gesprek zou moeten gaan over meer dan alleen het bouwen van woningen. Bij een opgave van duizenden woningen gaat het om gebiedsontwikkeling. Bezwaar is echter dat woningbouw bij de ene bestuurder ligt, water bij de ander en biodiversiteit weer bij een ander. Dan komt het in de realiteit uit op armpje drukken. ‘Werkelijke integraliteit start bij een integrale samenleving’, constateert Steven Slabbers, provinciaal adviseur in Noord-Holland. Een ander bezwaar is dat er door de overheid slecht wordt gecommuniceerd met de samenleving, die de urgentie daardoor niet begrijpt.

Integraal denken

Afgezien daarvan, vindt Joop Slangen, polderarchitect van Haarlemmermeer, dat er ‘ook bij de overheid een planning moet zijn, en dat je daar de consequenties van laat zien. Bij een bedrijfsuitbreiding bijvoorbeeld moet je alle belangen meenemen, niet alleen die van het bedrijf. Het algemeen belang moet dan voorop staan. Je moet laten zien wat er gebeurt als je niks doet. Daarbij komt dat we moeten nadenken over wat voor gemeenschap we willen zijn, dat we weten hoe mensen willen wonen en leven.’ Ook volgens Enno Zuidema, dorpsbouwmeester van Overschild, moet worden ontworpen op de toekomst. ‘Woningen staan zo’n 100 jaar, dus moet die woning het grootste deel van zijn leven klimaatneutraal zijn.’

Ruimtelijke kwaliteit wordt vaak niet als organisatorische kwaliteit gezien, maar juist dat is voor Marijn Schenk, stadsbouwmeester van Amstelveen, een belangrijk aspect: ‘Kern van de zaak blijft: hóe kunnen we ruimtelijke kwaliteit echt op de toekomst richten, en hoe kunnen we dat daadwerkelijk bereiken? Integraal nadenken over de opgave is daarvoor de basis. Als je dat beter organiseert, heb je daar ook meer mogelijkheden voor, en dan volgt de wethouder het advies dat je geeft wel.’

In het hart van de opgave

Anne van Kuijk, provinciaal adviseur in provincie Noord-Brabant, benadrukt het belang van een lange termijnvisie. Brabant is heel populair. De aanwezigheid van tech bedrijven trekt veel (internationale) nieuwe inwoners, en dat zorgt voor een groei van de bevolking. Door deze demografische ontwikkeling, en ook door vergrijzing en jongeren die in de provincie willen blijven wonen, is de vraag naar woningen groot. Het aanbod sluit daar niet op aan. ‘Ik denk dat we het moeten doen met wat we hebben, door herbestemming en de transformatie van bestaande gebouwen. Dat is ook van belang voor de leefbaarheid van een gebied/stad. En focus op de lange termijn. Als je nu bouwt zoals we altijd bouwen, eengezinswoningen, dan zit je over 20 jaar met gebouwen die leegstaan.‘ Hiernaast benadrukt Kuijk de strategische aanpak van de provincie waarbij de omgevingskwaliteit ‘in het hart van de opgave’ georganiseerd wordt. 'Dat wil zeggen dat de provincie niet aan de zijlijn blijft staan, maar daar waar het gebeurt’, aldus Kuijk. ‘Wees alert om niet in een specialistisch hokje te worden gezet, want ruimtelijke kwaliteit gaat over veel meer dan ontwerp en vormgeving.’ Ze probeert vanuit haar functie te verbondenheid te stimuleren, en duidelijk te maken dat dit partnerschap behoeft. Maar ze herkent ook de belemmeringen van sectoraal bestuur.

Brabant trekt bij pilotprojecten samen met gemeenten en waterschap op als één overheid en met dorpsraden, bijvoorbeeld van Zundert. Dit soort verbindingen met plaatselijke vertegenwoordigers probeert Kuijk te stimuleren, maar dat is niet altijd makkelijk. ‘Ik moet elke dag vertellen wat mijn toegevoegde waarde is. Als je in een hoek wordt gezet, is dat geen goed uitgangspunt voor je functie.’

Anne van Kuijk

Nieuw systeem

Op 1 januari 2023 is de invoering van de Omgevingswet gepland. Daarin komen vele beleidsterreinen samen. Dat vraagt om integrale advisering. Willem Hein Schenk, stadsadviseur van Haarlem, ziet wel dat de omgevingsvisie van Haarlem helpt om het gesprek te voeren. ‘Nu worden allerlei zaken nog niet gekoppeld, vaak wordt gezegd: we hebben het altijd zo gedaan. Maar het gaat erom belangen bij elkaar te brengen. Daar helpt een bouwmeester bij. De omgevingsvisie en de stadsbouwmeester kunnen helpen om het inhoudelijke gesprek te voeren. In de gemeente ligt de verantwoordelijkheid bij de sectoren, bijvoorbeeld wonen, mobiliteit, water. Als ik al die mensen bij elkaar breng wat betreft gebiedsontwikkeling merken ze wel dat dat zinvol is. Dat is wat ik doe.’ Dat vraagt om een andere manier van denken. Het vereist een nieuw systeem waarin overheid en burger een belangrijke rol krijgen, het gaat juist om meer dan het ontwerp alleen.’
Met andere woorden: de bouwmeester moet alle gemeentelijke ambities, die veel gemeenten inmiddels hebben beschreven in hun omgevingsvisie, blijven vertalen naar hun ruimtelijke weerslag. Enschede heeft bijvoorbeeld de ambitie een echt groene stad te worden. Jessica Hammarlund Bergmann wil, als stadsbouwmeester van Enschede, zichtbaar maken wat dat betekent voor het ontwerp. ‘Als bouwmeester moet je sturen op uitgangspunten in de initiatieffase.’

Verbindende rol

Bouwmeesters kunnen verbindingen leggen en de lange lijnen in de gaten houden. Tussen de rol, positie en mogelijkheden van de gemeentelijke bouwmeesters en provinciale adviseurs bestaan grote verschillen. En per gemeente en provincie verschillen de opgaven, evenals de ambtelijke inbedding waarin de bouwmeesters werken. Hammarlund Bergman ziet haar rol als bouwmeester met name als een agenderende en verbindende. Ze spreekt waarschijnlijk namens alle bouwmeesters, die vanuit een onafhankelijke positie adviseren over de samenhang van ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente of provincie.

Sinds enkele jaren kent Nederland, naast een Rijksbouwmeester en een Spoorbouwmeester ook een Politiebouwmeester. Zij hebben ieder hun eigen taakomschrijving en focus.
Voor allen die adviseren over ruimtelijke vraagstukken geldt wat Kim Putters in zijn voorwoord van de publicatie Bouwmeesters zegt: ‘Bouwmeesters kunnen met hun verbeeldingskracht bij uitstek een verbindende rol spelen. Zij zijn in staat de ruimtelijke consequenties van politieke keuzes zichtbaar en bespreekbaar te maken. Niet alleen als besluiten over de leefomgeving of energie al genomen zijn, maar juist vooraf.’