De toekomst van jonge ontwerpers: een geëngageerd gesprek

Jonge ruimtelijk ontwerpers ervaren een mismatch tussen opleiding en praktijk, blijkt uit een enquête onder recent afgestudeerden. Opleiders van ruimtelijk ontwerpers en vertegenwoordigers van de beroepsgroep bespreken hoe onderwijs en praktijk beter op elkaar kunnen inspelen en hoe een ‘cultuur van leren’ te organiseren.

Beeld: Boudewijn Bollmann
Aanwezigen nemen positie in vóor of tegen een stelling

Wat moet er veranderen in het onderwijs om de jonge beroepsgroep beter voor te bereiden op de veeleisende praktijk? Hoe kunnen opleidingen hen ‘smeden’ tot zelfstandig denkende professionals, die weerbaar zijn, een verschil kunnen maken in de samenleving én die AI beheersen?

Een structurele uitwisseling tussen praktijk, onderwijs en onderzoek is onontbeerlijk, opende Jorrit Rosema, directeur van het Architectenregister de bijeenkomst op 30 september in het mooie Haagse museum Sophiahof. Op uitnodiging van het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs (CRa) en het Architectenregister (AR) verzamelden zich hier vertegenwoordigers van academies van bouwkunst, academies van beeldende kunsten, hogescholen en universiteiten, branche- en beroepsorganisaties en rijksoverheid. Er zijn twee concrete aanleidingen. De eerste is het recente onderzoek naar het profiel van de ruimtelijk ontwerper, getiteld ‘De ruimtelijke ontwerpsector in perspectief’. Onderdeel hiervan is een enquête onder alumni. Tweede aanleiding is de herijking van de eisen die aan de beroepsgroep gesteld worden, de zogenaamde eindtermen.

Verdwenen vrouwen

Een van de opvallende uitkomsten van de enquête onder net afgestudeerden betreft emancipatie. Het aantal vrouwelijke studenten is enorm toegenomen, maar in de beroepspraktijk blijven mannen dominant (met name in de architectuur). Ligt dit aan de werkcultuur? De jonge generatie spreekt hier niet heel positief over: hoge werkdruk, lage beloning, hardnekkige hiërarchie. Of moet de oorzaak in diepere culturele lagen gezocht worden?

En heeft het onderwijs een taak om de positie van vrouwen in het vakgebied te verbeteren, zoals een van de stellingen luidt, die de teams van CRa en AR hebben gedestilleerd uit de enquête? Ja, klinkt het, want wij hebben als opleiding/leergemeenschap een sleutel in handen, wij kunnen actief sturen en vrouwelijke rolmodellen stimuleren. Maar, waar blijven al die vrouwen eigenlijk? Over het vakgebied heeft het onderwijs weinig te zeggen - het is ook een maatschappelijk vraagstuk. ‘Áls je zo’n breed probleem al bij het onderwijs legt’, zegt Rijksbouwmeester Francesco Veenstra, ‘doe het dan bij het primair onderwijs, want daar wordt het fundament gelegd.’

De besproken stelling repte ook over ‘andere ondervertegenwoordigde groepen’ in het vakgebied, maar zij bleken in deze discussie net zo ‘ondervertegenwoordigd’. Zoals een van de aanwezigen eerder al opmerkte met een blik op de zaal: ‘Diversiteit zou normaal moeten zijn, maar dat is het niet.’

Waar blijven al die vrouwen eigenlijk?

Vakmanschap

Wie het heeft over het vakmanschap van de ruimtelijk ontwerpers verwijst van oudsher naar het ontwerp en bouwproces. ‘Maar ga eens naar een raadsvergadering, dat verandert je kijk op vakmanschap’, zegt een van de deelnemers. Weten hoe de hazen lopen in het publiek domein, politieke en bestuurlijke sensibiliteit ontwikkelen, kortom je kunnen bewegen in het maatschappelijk veld, is ook onderdeel van het vakmanschap, naast alle uitvoerende eisen. Steeds meer zelfs, maar in de opleidingen blijft dit aspect onderbelicht. Deze skill, concludeert moderator Catherine Koekoek, hoort in het curriculum. Er is geen sprake van tegenstelling, maar van en-en.

Eindtermen

Die maatschappelijke rol van ontwerpers klinkt (nog) niet helder door in de eindtermen van de beroepservaring, die meer op de uitvoerende bouwpraktijk zijn geënt. Ontwerpend onderzoek, dat een steeds groter deel van het veld uitmaakt, ontbreekt. De niet-bouwende architecten komen niet tot hun recht. Al eerder werd opgemerkt dat er veel cross-overs in het onderwijs zijn en dat studenten vaak in andere disciplines dan hun opleiding aan het werk gaan. Toch blijven de titels strikt verdeeld in de vier categorieën – interieur, architectuur, landschap, stedenbouw. Tot hun frustratie moeten veel jonge ontwerpers door krappe hoepels springen.

‘Verandering van de eindtermen is nodig en dat gaat ook gebeuren’, zegt Rosema. Architect en oud-Rijksadviseur Ton Venhoeven onderzoekt in opdracht van het Architectenregister de herijking van de eindtermen. Hij kijkt breder dan de eindtermen en adviseert over de gehele lopende leerlijn, die dus ook de bij- en nascholing omvat. ‘Vakmanschap is heel belangrijk’, zei Venhoeven eerder deze middag. ‘Daarnaast moeten we ogen en oren open hebben voor wat er gaande is in de samenleving’.

AI gaat nu met ons aan de haal

Mixed classrooms

De regeling voor bij- en nascholing wordt weinig nageleefd, blijkt uit de ervaringen van de aanwezigen. Terwijl bij- en nascholing een mooie manier is om opleiding en praktijk met elkaar in contact te brengen. In Wageningen bijvoorbeeld is de universiteit gestart met mixed classrooms. Wageningse studenten volgen samen met professionals, die op deze manier in hun bijscholing voorzien, de cursus Klimaatbestendig maken van de stad. De Utrechtse HKU heeft een Center for Teaching and Learning opgezet. 

In de snel veranderende wereld is het in ieders belang dat professionals doorleren en door blijven denken.  ‘Het is een kwestie van beroepseer, zegt Rijksadviseur Noël van Dooren. ‘De wens om zich te laten bijscholen moet vanzelfsprekend zijn voor architecten en werkgevers moeten hun mensen hierin faciliteren.’

Ook de kleinere bureaus, voegt de BNA toe, al is dat voor hun lastiger. Met branche- en beroepsorganisaties moeten we hierover nadenken.

In de praktijk, stelt architect Bart Mispelblom Beyer, die een platform is gestart naar de betekenis van Artificiële Intelligentie (AI) voor het werkveld van architecten, zijn architecten traditioneel laat met het omarmen van nieuwe technieken.  ‘AI gaat nu met ons aan de haal’, waarschuwt hij. Op de langere termijn verwacht hij dat er twee soorten ontwerpers opstaan: ‘de ontwikkelaars van modellen en de superusers die de modellen gebruiken. Maar de ontwerpen die het oplevert zullen altijd beoordeeld moeten worden. AI kan niet nadenken en kan geen nieuwe oplossingen verzinnen. Daarin ligt de meerwaarde van de menselijke architect.’

Aan het eind van de middag doet BNA-voorzitter Anne Schroën een oproep aan de opleiders in de zaal die prima past in het gesprek over de ‘cultuur van het leren’ op deze middag.

‘De BNA richt een ‘schaduwparlement’ in. Studenten en net afgestudeerden zijn van harte uitgenodigd om met de architecten van de bond kritisch mee te denken over de architect(uur) van de toekomst’.

De ontwerpers van de toekomst zaten niet in de zaal, maar voor hen klonk er de welgemeende aansporing: Jonge ontwerpers, jullie gaan in principe overal over.

Tekst: Marijke Bovens | oktober 2025