Joris Kuijper: INDESEM.25
Het duurzaamste gebouw is het gebouw dat er al staat. Het thema van de 25ste editie van INDESEM is ‘obsolete’: over verouderde, leegstaande en functieloze gebouwen. Maar het thema gaat ook over obsolete praktijken: dat van verouderd academisch onderwijs, de vicieuze cirkel van sloop en nieuwbouw en de wegwerpcultuur. Een jaar geleden begonnen wij, acht studenten van de TU Delft Bouwkunde, met de organisatie van het Internationale Design Seminar (INDESEM). Dit is een week alternatief onderwijs dat geïnitieerd, georganiseerd en gecureerd wordt door studenten. INDESEM begon in 1964 vanuit de studenten protestbeweging, werd in 1986 nieuw leven ingeblazen door Herman Hertzberger, en heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een tweejaarlijks architectuur seminar. In dit essay over een nieuwe bouwcultuur delen we zes inzichten uit de seminarweek van INDESEM.25, ontstaan uit gesprekken, workshops, excursies en lezingen.
Een nieuwe bouwcultuur vereist een andere regionale economie: hoe BC Architects de regio aanspoort om op een andere manier te bouwen.
Het project ‘Woodstock’ is een voorbeeldproject voor hoe architecten aanjagers kunnen zijn van een regeneratieve en bioregionale bouwcultuur. Sinds vijf jaar experimenteert het Brussels architectenbureau BC Architects hoe de bouwlogistiek voor een privaat woonhuis binnen een straal van 50 kilometer kan worden georganiseerd om op een volledig lokaal en circulair netwerk een woonhuis te bouwen.
Burundi
Voor het bureau begint deze benaderingswijze in 2012 met een bibliotheek in Muyinga, Burundi. Het bureau ging samen met de gemeenschap op onderzoek naar welke materialen, gereedschap en vaardigheden in de regio bestonden. Vanuit deze participatieve inventarisatie werden de grondslagen en kantlijnen van het project geschapen. Arbeid, materiaal, beschikbaarheid en programma komen samen als iedereen betrokken is bij het project, nog voor de eerste lijn op de bouwplannen is getekend. Geïnspireerd door dit model, gaat het bureau op zoek naar een Belgische case-studie.
Bioregionaal
Uit de inventaris in het Belgisch gebied besloten de architecten van BC Architects met hout, zand en natuursteen te bouwen. Door het ontbreken van een nabijgelegen betonfabriek, is zelfs op het betonnen dogma van de fundering een alternatief gevonden. De bouwers en architecten innoveren door terug te grijpen op oude funderingsmethoden van steen. De drie stenen volumes zijn gebouwd met stenen die afkomstig zijn van het voormalige huis van de groeve-eigenaar. De oorspronkelijke stenen structuur had al decennialang geen functie meer en kon worden afgebroken voor de bouw van het nieuwe huis. Een hoog veranda, dat als een deck de volumes verbindt, maakt het woonhuis geschikt tegen het overstromingsgevaar van de nabijgelegen beek. Tussenmuren worden opgetrokken uit stampleem en zelfs het meubilair wordt gemaakt uit hout uit een nabijgelegen productiebos.



Regeneratief
De ontwikkeling van dit woonhuis is een drijfveer voor een ander economisch, regionaal model. Het in kaart brengen van materiaalstromen, productie partijen, restafval en lokaal arbeid zorgt voor een architectonisch gesammt-werk dat zich regeneratief oriënteert op de open processen in ontwerp en bouw. Het gebouw zelf is op deze manier het resultaat van een gesloten systeem.
Wetgeving in transformatie hoeft geen beperking te zijn, maar kan met storytelling onderdeel worden van een ontwerpstrategie. (b+)
In de bouwcultuur van transformatieprojecten speelt wetgeving een grote rol. Hoe kunnen we wetgeving juist inzetten als ontwerptool? Een middel tot creatieve oplossingen, in plaats van beperkende regelgeving.
b+
Het werk van Berlijns architectenbureau b+ laat zien dat aan transformatie niet strikt een ruimtelijke of materiële ingreep ten grondslag ligt. B+, gestart door Arno Brandlhuber in 2006, staat bekend als voorloper op het gebied van transformatie waarin wetgeving als ontwerpuitdaging wordt beschouwd. In Lichtenberg, Berlijn bracht b+ dit uitgangspunt wel tot een heel bijzondere uitwerking. Twee voormalige betonnen silo’s van een Oost-Duitse staalfabriek zijn getransformeerd tot het hoofdkantoor van b+ en een werkruimte voor lokale ontwerpers en kunstenaars. Vanaf 2013 heeft zich op strategische manier een branding-verhaal ontvouwd waardoor banken en investeerders niet in een transformatie verhaal gingen geloven, maar in San Gimignano, naar gelijkenis van de middeleeuwse Italiaanse stad. Met minimale bouwkundige ingrepen, maar vooruitstrevende visuele taal is naar tijdschriften en exposities getreden. Nog voor de lening is aangevraagd weet Brandlhuber de locatie van de staalfabriek te verkopen als San Gimignano. Het sociale en wetgevende construct stond voor het fysieke construct. Deze perspectiefwisseling leidde tot vertrouwen in het gebied door bankwezen en gemeente en maakte een voorheen onmogelijke transformatie mogelijk.
HouseEurope!
Het verhaal van b+ toont aan dat een bouwcultuur niet alleen bestaat uit materialen, technieken, arbeid en uitwerking, maar dat de architect ook moet bouwen aan een ‘nieuw’ verhaal. De verhalen van b+ zijn zich heel bewust van de institutionele en wetgevende achtergrond, en hebben anno 2025 zelfs toe geleid dat het bureau een politieke campagne is gaan voeren. HouseEurope! is een Europees Burgerschapsinitiatief dat met 1.000.000 handtekeningen de Europese renovatiewetgeving ingrijpend wil veranderen. De groep architecten staat een bouwcultuur voor die niet wegkijkt van grote systemische, politieke en sociale veranderingen in de samenleving.
Transformatie kan zijn als xenofilie: interesse, nieuwsgierigheid en openheid naar de vreemde dingen in je project. (Sarah D. Whiting)
Woorden zijn belangrijk
Soms is er een nieuwe taal nodig om anders te kunnen denken aan transformatie. In Sarah Whitings lezing introduceerde ze een begrip die het sentiment in het verbouwen, veranderen en herstellen van het ‘obsolete’ kan duiden: xenofilie. Xenofilie is een open houding voor het vreemde. Ofwel, het omarmen van het vreemde. In ‘obsolete' gebouwen komen veel verrassingen voor. Imperfecties van in het werk gestort beton, weggewerkte ornamenten boven een systeemplafond of een aangetaste draagstructuur. Tegelijkertijd zijn al deze factoren in realiteit hetgeen wat het gebouw, het herontwerp, het bouwproces en de programmering authentiek maken, in tegenstelling tot nieuwbouw. Gezien de politieke situatie in Amerika zal het geen verrassing zijn dat er ook een politieke connotatie aan Whitings lezing zit. Ook daar in een steeds monotoner politiek landschap is het verlangen naar het vreemde, het verschillende, het andere een sentiment wat zijn weerklank moet houden. Voor Whiting is een roep voor xenofilie, een verdediging voor de diversiteit, want diversiteit hoort thuis in zowel de academische omgeving, als de stedelijke omgeving.
Lessen uit de bouwcultuur in Zwitserland: De rol van de opdrachtgever bij circulair bouwen. (Parabase)
Catalogus
Zonder goed, nauwkeurig en ambitieus opdrachtgeverschap kan niet circulair en transformatief worden gebouwd. Zo blijkt ook uit de voorbeelden van Parabase, gesitueerd in Basel en Zürich in Zwitserland. Zwitserland investeert veel in circulaire bouw. Dit doen ze door sloopprocessen uitgebreid voor te bereiden en te beheren. Het vertrekpunt van deze gemeenten ligt in het archiveren van herbruikbare onderdelen uit sloopbouw in een gedetailleerde catalogus. Dit vormt een overheidsdocument van herbruikbare bouwelementen uit hun eigen portefeuille aan gebouwen, zoals parkeergarages, kantoren en scholen. Deze catalogus is het startdocument voor de architectenbureaus die deelnemen aan nieuwe tenders. Zo nam het architectenbureau Parabase deel aan een sociaal woningbouwproject in het stationsgebied van Basel. In de opdrachtomschrijving stond uitgebreid wat de bouwstenen van deze nieuwbouw waren: een te demonteren parkeergarage met alle afmetingen, aantallen, structurele details en toegestane belasting van de kolommen, liggers, vloeren en onderdelen van dien. De onderdelen zijn bovendien doorgerekend in CO2-impact: hoeveel CO2-uitstoot voorkom je als je dit structurele element verkiest boven een nieuw onderdeel?
Bricolage
Bij dit soort opdrachten verandert de rol van de architect. Hergebruik wordt niet optioneel, maar verplicht. Daardoor verandert het ontwerp. De vrijheid ligt in de beperking van de opgave. Je werkt met wat er fysiek is, in plaats van een conceptueel vertrekpunt.
Bricolage is het samenstellen van de elementen die in die situatie voorhanden zijn. De architect als bricoleur zoekt materialen, verbindt partijen, maakt collages en legt alles vast voor hergebruik. Waar bricolage vroeger fysiek en lokaal was, is het nu digitaal geworden. Parabase laat zien hoe dat werkt.
In hun projecten worden herbruikbare bouwelementen gescand en als 3D-model aangeboden. Met tools als Rhino en BIM worden ze doorontworpen in overleg met de civiel ingenieur. Zo ontstaat een lijn tussen catalogus, computermodel, (tijdelijke) opslag en bouwvolgorde.
Hun lezing liet zien: transformatie begint bij precisie. Door ieder onderdeel digitaal vast te leggen, wordt hergebruik praktisch en betrouwbaar. Het is een vorm van opdrachtgeverschap die data serieus neemt, zodat elk gebouw opnieuw bruikbaar wordt.
In een nieuwe bouwcultuur vervagen de grenzen tussen theorie en praktijk. Het resulteert in een continue wederzijdse beïnvloeding tussen denken en doen, tussen ontwerp en uitvoering, tussen onderzoek en werkplaats. (Office Winhov)
Deze verandering begint met de vraag: wie bouwt er eigenlijk mee? Bij transformatieprojecten werken steeds meer partijen samen. Het denken over architectuur is immers niet langer los te koppelen van het denken over uitvoering - terug naar mijn eerdere verwijzing naar het beeld van de bricoleur. De partijen werken met de middelen die beschikbaar zijn. Hierbij is aandacht voor de bestaande details en imperfecties. Deze aandacht, of waardestelling komt neer op het erkennen en integreren van deze imperfecties. Hiervoor is een andere taal voor nodig. Een taal die ruimte laat voor onvolkomenheid en realiteit in plaats van papieren perfectie.
Een gesprek dat blijft doorgaan
Een voorbeeld binnen INDESEM.25 was de lezing en excursie georganiseerd door Office Winhov. In het gesprek over waardestelling lieten Rick Bruggink en Inez Tan op locatie zien hoe dit een doorlopend gesprek vormt in het ontwerp- en bouwproces. Het vastleggen van culturele en architectonische waarden in te transformeren gebouwen kan niet slechts worden beperkt tot de startfase van het project. Er is een doorgaand gesprek tussen de waardestelling en de uitvoerbaarheid, waarin nieuwe zienswijzen ontstaan en worden besproken. De imperfecties en verrassingen kunnen niet in de ontwerpfase worden voorspelt, als deze in de uitvoering pas worden ontdekt, of zoals filosofe Donna Haraway schrijft: "staying with the trouble". Je wijkt niet als het ingewikkeld wordt. Je blijft erbij, blijft luisteren en blijft handelen.
Betrokkenheid maakt kwaliteit
Deze werkwijze zie je uiteindelijk terug in de kwaliteit. In een proces van voortdurende interactie, wordt elke partij gevoeliger en meer betrokken bij het ontwerp en uitvoering en vervaagt de hiërarchie binnen de samenwerking en procesfasen.
We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. Een nieuwe bouwcultuur haalt haar lessen uit oude bouwculturen.
In 1969 schreef Nakobov: “The Future is but the Obsolete in reverse.” Vooruitgang is geen rechte lijn, maar een cirkel. Uit de seminarreeks van INDESEM.25 kunnen we opmaken dat alle lezingen hebben teruggegrepen op oudere technieken, interpretaties en methoden. Er was een gedeelde waardering voor de uitgangspunten om niet of weinig te slopen, lokaal en contextgebonden te bouwen en imperfecties te belichamen.
Het was opvallend dat er weinig werd gediscussieerd over stijl. Bureaus als b+ en 51n4e lijken bewust zonder vaste stijl te werken. De architectonische uitvoering reduceert zich niet tot noemenswaardige stijl, maar toont zich eerder als een kwaliteit gevormd uit de bricolage, alsook een culturele gevoeligheid en leefbaarheid. Het uitgangspunt is simpel: in een wereld van schaarste begin je bij wat er al is.
Bouwcultuur
De bouwindustrie heeft prikkels nodig om zich te herverbinden met oude technieken. INDESEM.25 stelt dat architecten hierin aanjagers kunnen zijn, door de ontwerpintenties te verbinden aan de uitvoering. Om je als architect op te leiden als schakel tussen de verschillende partijen, zonder je ambacht en verfijndheid te verliezen in het ontwerp. Juist moderne tools dragen hieraan bij, aangezien deze met meer computerkracht en hogere nauwkeurigheid de complexiteit van bestaande structuren en gebouwen beter in beeld kunnen brengen. Je krijgt zodoende een hybride benadering, waarin de hedendaagse architect zich middels nieuwe tools verbindt aan een oude bouwcultuur.
In de zoektocht naar een nieuwe bouwcultuur moeten we tot slot niet stilstaan in abstracties van ‘toekomst’ en ‘verleden’. We moeten ons richten op het heden. Alle voorbeelden tonen aan dat het mogelijk is, met de aanwezige materialen, aangesterkte samenwerking en gevoelige context. Bouwcultuur is iets wat nú gebeurt, niet iets wat zich elders of later afspeelt.
Joris Kuijper namens
INDESEM.25
De lezingen van het seminar kun je hier terugzien: https://m.youtube.com/@indesem
