‘Flexwonen maakt veel los bij gebiedsontwikkeling’

Het fenomeen flexwonen zorgt voor tijdelijke oplossingen bij woningnood én voor nieuwe dynamiek. Want de moderne tijdelijke huisvesting levert innovatie op in de bouw, concludeert overheidsadviseur Annelies van der Nagel.

Annelies van der Nagel

Flexwonen is niet meer weg te denken, steeds meer locaties met tijdelijke woningen poppen op. Als adviseur bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ziet Annelies van der Nagel de groeiende trend in Nederland van nabij. Ze spreekt regelmatig betrokken organisaties als gemeenten, woningcorporaties en bouwers tijdens zogeheten ‘versnellingskamers flexwonen.'

 ‘Dat zijn workshops die we organiseren om partijen op weg te helpen’, legt ze uit. ‘Ik hoor veel enthousiasme en krijg tegelijkertijd ook veel vragen. Over de business case, over het draagvlak bij omwonenden of over de ruimtelijke procedures. En natuurlijk hoor ik altijd de vraag waarom het om tijdelijke woningen zou moeten gaan en niet om permanente woningen.’

Locaties

De flexwoningen zelf zien er steeds aantrekkelijker uit, maar het fenomeen heeft volgens de overheidsadviseur een machtig ánder voordeel. ‘Als je met een bril van tijdelijkheid naar locaties kijkt, komen er opeens veel meer locaties beschikbaar. En dan vooral locaties die anders niet beschikbaar komen. Toegewezen bouwgebieden bijvoorbeeld. Er gaan soms wel tien jaar voorbij voordat ergens echt gestart wordt met de permanente bouw. In die tussentijd kun je de bouwlocatie benutten door er flexwoningen neer te zetten.’
Flexoplossingen worden in de praktijk vaak gebouwd voor wie snel een woning nodig heeft. In deze tijd van woningnood gaat het om een grote en diverse groep. ‘Een succesvol voorbeeld vind ik de Aartshertogenlaan in Den Bosch. Daar staan prachtige tijdelijke woningen met lessenaarsdaken bedoeld voor kleine gezinnen. De buurtbewoners vinden die ook een mooie toevoeging. Ook Buurtskap de Tuunen in Den Burg, waar bewoners samen verantwoordelijk zijn voor de collectieve buitenruimte, is goed geslaagd. Mooie voorbeelden te over.’

Verdichting

Van der Nagel benadrukt het onderscheid tussen verdichting en flexwonen. Bij flexwonen zit er altijd minstens één tijdelijke component in het project: de woning bestaat tijdelijk, de locatie is tijdelijk beschikbaar of de bewoners wonen er tijdelijk. Die component zie je volgens haar niet overal bij de studies van het Atelier Rijksbouwmeester. Daarbij onderzochten ontwerpers binnen een vooraf uitgekozen vierkante kilometer of er woningen bijgebouwd konden worden of aangepast. ‘Die ontwerpen en ideeën zijn interessant en laten je ook met andere ogen naar de bestaande woningvoorraad kijken. Ze bieden zeker kansen. Niet alleen zorgen ze voor verdichting – dus broodnodige extra woningen – ze voegen vaak ook kwaliteit toe.’

‘Flexwonen is een welkome aanvulling in kwantitatieve zin en, als je het goed doet, ook in kwalitatieve zin.’

Kosten

Hoewel de succesverhalen van flexwonen over elkaar heen buitelen, is er ook enige koudwatervrees bij investeerders. Er hangt onzekerheid rondom de terugverdienmogelijkheden van de investeringen. ‘Natuurlijk speelt die onzekerheid een rol’, zegt Annelies van der Nagel van RVO. ‘De woningen staan ergens maar tijdelijk. Hoe zit het dan met de exploitatietermijn en de verplaatsbaarheid? Dat zijn altijd belangrijke vragen. Als ze ergens maar tien jaar kunnen staan, is er dan zicht op een vervolglocatie? De marktwaarde van een flexwoning aan het einde van een eerste exploitatietermijn kan nog amper vanuit de praktijk worden gestaafd. Ontwikkelaars weten dus niet zeker wat de restwaarde of marktwaarde van zo’n woning over vijftien jaar is, als ze zelf geen vervolglocatie hebben.’


Een indirecte opbrengst hebben alle initiatieven rond tijdelijkheid ook. ‘Bij flexwoonconcepten wordt heel innovatief nagedacht over bijvoorbeeld de industrialisatie van het bouwproces, energetische oplossingen, ontwerp en gebruik van materiaal. Maar flexwonen maakt ook veel los bij gebiedsontwikkeling. Het hele proces wordt slimmer ingericht, inclusief het vergunningstraject. Dat is ook heel interessant voor de reguliere woningbouw. Het levert nieuwe inzichten en kennis op.’
Grootschalig bouwen van flexsteden ziet Van der Nagel toch niet één, twee, drie gebeuren. ‘Flexwonen is een welkome aanvulling in kwantitatieve zin en, als je het goed doet, ook in kwalitatieve zin.’

Margit Kranenburg