Het landschap staat op het spel

Verrommelde stadsranden, volgebouwde weilanden, industrieterreinen langs de snelweg: planologische en economische ontwikkelingen zetten het landschapsbeleid onder druk. Rijksadviseur Eric Luiten pleit voor samenwerking in een interview met Cokky van Limpt in het dagblad Trouw. Hierbij integrale tekst van het interview.

Landschappelijke constitutie van Nederland

Met het decentraliseren van het natuurbeleid naar de provincies heeft het Rijk na vijftig jaar ook de zorg voor het landschap overboord gezet. "Het nationale landschapsbeleid is te vondeling gelegd," zegt Eric Luiten. Het afstaan van bevoegdheden van het Rijk naar lagere overheden hoort bij de tijdgeest, en op zich is daar niets op tegen, vindt de Rijksadviseur Landschap en Water. "Je ziet het in vele publieke sectoren gebeuren, de zorg, het onderwijs en de cultuursector, dat bevoegdheden en verantwoordelijkheden dichter bij de samenleving, bij de burgers worden gelegd. We komen uit de overheidseeuw, de eenentwintigste eeuw is een samenlevingseeuw."

Samenleving

Die tijdgeest moest ook in het natuurbeleid gestalte krijgen. Langdurige discussies tussen het Rijk en het IpO (Interprovinciaal Overleg) leidden tot nieuwe afspraken in het Natuurpact van 2013. "De achtergrondgedachte was en is dat de provincies dichter bij de samenleving staan, vooral de samenleving in het landelijk gebied, en dat ze daarom betere afwegingen kunnen maken over de beslissingen die daar moeten worden genomen, op het gebied van de agrarische ontwikkeling, de ecologische ontwikkeling, het waterbeheer enzovoorts."

Een zeer verdedigbare redenering, vindt Luiten, maar niet klakkeloos ook toepasbaar op het nationale landschapsbeleid. In één pennenstreek heeft het Rijk de Rijksbufferzones geschrapt - de beschermde groene longen in verstedelijkte gebieden in de Randstad, zoals Midden-Delfland. Ook zette het een streep door het beleid van Nationale Parken en Nationale Landschappen waarvoor het tot dan toe de verantwoordelijkheid droeg. Het Rijk wees de Nationale Parken en Landschappen aan. Die status gaf bescherming tegen ongeremde planologische en economische expansie.

Beleid geschrapt

In de drang om te decentraliseren heeft het Rijk dit hele beleidspakket laten vallen. Onverantwoordelijk vindt Luiten, dat dit onbeargumenteerd is gedaan. "Het is allemaal veel te snel gegaan, het beleid is niet overgedragen aan de provincies, het is gewoon geschrapt. Wij doen er niets meer aan, was de boodschap. Als jullie als provincies enorm hechten aan jullie landschappen: ga je gang, maar dat is dan wel je eigen verantwoordelijkheid."

Met de kennis van de landschappelijke kwaliteiten van hun gebied zit het volgens hem wel goed bij de provincies. Waar Luiten zich echt zorgen om maakt, is de onderlinge samenhang in het landschapsbeleid. "Het gaat me om die kwaliteiten die het Nederlandse landschap typeren, om de grotere patronen en structuren in het landschap die provinciegrenzen overschrijden en die we op een samenhangende manier zouden moeten behandelen en verdedigen met elkaar."

Landschapskaart

Hij ging langs bij de provincies om eens te praten over hun landschapsbeleid. Die rondgang resulteerde in 'twaalf integere verhalen over goede bedoelingen op provinciaal niveau' en twaalf verschillend ingevulde landschapskaarten. "Die twaalf goede bedoelingen en kaarten heb ik aan elkaar geplakt. De collage die dat opleverde, stelde me niet gerust." Op deze manier komt het niet vanzelf goed met de landschappelijke kwaliteiten van Nederland, was Luitens conclusie.

Terwijl juist de komende jaren extra behoefte is aan samenhang in het beleid, met de vele veranderingen die het landschap te wachten staan. "Denk aan de aanleg van windmolenparken en zonneakkers, aan dijkversterking en zoetwatervoorziening, aan investeringen in infrastructuur, aan agrarische schaalvergroting, leegstand en krimp en aan de bodemdaling in de veenweidegebieden. Dat zijn opgaven met een nationaal karakter, die niet elke provincie op zijn eigen manier zou moeten aanpakken," vindt de Rijksadviseur, "want dan is de landschappelijke samenhang helemaal zoek."

Windparken

De Veenkoloniën vindt hij daar een duidelijk voorbeeld van. "In het Drentse deel van de Veenkoloniën mogen grote nieuwe windparken worden gebouwd, maar in het Groningse deel niet. Zo zal straks één doorlopend landschapstype in twee verschillende provincies een totaal verschillende expressie krijgen. Blijkbaar zagen deze twee provincies geen reden om eens met elkaar te bekijken of er niet één manier te vinden is om dit gebied te betrekken bij de energietransitie, die we allemaal noodzakelijk vinden." Op de Afsluitdijk zou hetzelfde kunnen gebeuren: op de Friese helft van de dijk windmolens en op de Noord-Hollandse helft niet.

Ook voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie ziet Luiten verschillen in benadering. "Noord-Holland, Gelderland, Utrecht en Brabant hechten verschillende waarden aan dat landschap en gaan er ook verschillend mee om. De samenwerkende gedeputeerden van cultuur - de Liniecommissie - zien echter dat gevaar en hebben mij als Rijksadviseur met nog drie andere onafhankelijke deskundigen gevraagd om adviezen en oordelen te geven over de ontwikkelingen die zich daar voordoen. De Liniecommissie vindt het belangrijk dat er toch enige eenheid van handelen blijft bestaan bij het openleggen, exploiteren en verbeteren van de Nieuwe Hollandse Waterlinie."

Kwaliteitsteam Groene Hart

Zo'n 'kwaliteitsteam' zou hij ook wensen voor Het Groene Hart. Sterker, zo'n team was er, maar is afgeschaft door de samenwerkende provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht, die samen het Groene Hart bedekken. "Ze hadden geen behoefte meer aan adviezen van onafhankelijke deskundigen over de ontwikkelingen die zich daar voordoen. Dan word ik alert," zegt Luiten. Niet ten onrechte, zo blijkt uit recent onderzoek van de Groene Hart Academie.

Van de 60 polders die vier jaar geleden op een lijst van de Stichting Groene Hart als bedreigd werden aangemerkt, zijn er inmiddels 27 bebouwd of aangetast; 24 polders worden nog steeds bedreigd met bebouwing. Slechts van 9 polders is de huidige status veiliggesteld. De voornaamste bedreigingen zijn bodemdaling, woningbouw, bedrijventerreinen, wegenaanleg en de aanleg van transformatorstations, windmolenparken of andere nutsvoorzieningen. Vooral de Groene Hartpolders in Zuid-Holland lopen volgens de onderzoekers gevaar. Anders dan Utrecht houdt deze provincie zich niet aan een stringent planologisch beleid, waarbij eerst binnen stedelijk gebied wordt gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden, voordat de keus valt om in de polders te gaan bouwen.

Terpen en wierden

Om de provincies een handje te helpen bij het ontwikkelen van een onderling samenhangend landschapsbeleid, heeft Luiten onderzoeksinstituut Alterra gevraagd een kaart te maken van wat hij 'de landschappelijke constitutie van Nederland' heeft gedoopt. Op de kaart zijn de hoogteverschillen, patronen, structuren en systemen ingetekend die het Nederlandse landschap als totaliteit kenmerken en veelal provinciegrenzen overschrijden: terpen en wierden, enken, landgoederen, verdedigingslinies, forten, dijken, droogmakerijen, molens en gemalen, beekdalen en grote wateren.

Luiten hoopt dat deze kaart, als 'dienstbare onderlegger' kan helpen bij het maken van afwegingen in het landschapsbeleid van de provincies. Om te kijken of zijn kaart 'werkt', heeft hij de twintig huidige Nationale Parken erop ingetekend. Dat leverde het beeld op van een in landschappelijk opzicht betrekkelijk willekeurige verzameling gebieden. In de Nationale Parken van de toekomst (zie kader) zouden de karakteristieke landschapstypen van Nederland tot uitdrukking moeten komen, vindt Luiten.

Ambitieniveau

"De vijf à tien verschillende landschappen die we hebben, zouden elk een eigen park moeten krijgen dat voldoet aan hoge kwaliteitsnormen. Parken met een brede scope, modernere invulling en extraverte signatuur, waarin bezoekers de essentie van die landschappen kunnen leren kennen, waar ze goed worden ontvangen en geïnformeerd, avonturen beleven en kunnen overnachten. Nationale Parken die al bestaan, zouden zich kunnen opwerken naar dat hogere ambitieniveau. Ook zou je van twee parken één groot driesterrenpark kunnen maken.

KADER: Nationale Parken nieuwe stijl

Niet alleen de Rijksadviseur Landschap en Water Eric Luiten, ook de Tweede Kamer vindt dat de rijksoverheid te snel het nationale landschapsbeleid overboord heeft gegooid."Op basis van alle signalen uit de samenleving heeft de Kamer staatssecretaris Dijksma - nu Van Dam - in een aantal moties verzocht nog eens goed na te denken over de rijksverantwoordelijkheid jegens het landschap." "De Kamer vraagt", aldus Luiten, "niet om een beleidsrestauratie, waarbij het landschapsbeleid weer een rijkstaak wordt, maar om nieuwe spelregels tussen Rijk, provincies, grote terreinbeherende organisaties en de samenleving, waarbij iedereen weet wie waarvoor verantwoordelijk is."

Een van de moties, eind 2014 ingediend door Van Veldhoven (D66) en Jacobi (PvdA), vraagt de staatssecretaris om een herbezinning op het fenomeen Nationale Parken. De Kamerleden stellen voor om - samen met de belanghebbenden - van Nationale Parken een sterk merk te maken, en daarvoor een nieuwe standaard te ontwikkelen: Nationale Parken 'nieuwe stijl'. Het ministerie van economische zaken begon daarop vorig voorjaar met het driejarige programma 'Naar Nationale Parken van Wereldklasse'. Dat resulteerde vorige maand in het Festival Nationale Parken, waar provincies, terreinbeheerders, groene partners en nieuwe partijen (uit onder meer het bedrijfsleven, de gezondheidszorg en de educatie) konden brainstormen over de Nationale Parken van de toekomst. Staatssecretaris Martijn van Dam kondigde er de verkiezing aan van het mooiste natuurgebied van het land. Alle natuurgebieden, Nationaal Park of niet, kunnen hieraan deelnemen. De inschrijving start deze maand. Een jury onder leiding van Pieter van Vollenhoven stelt een shortlist samen die na de zomer wordt voorgelegd aan het grote publiek. De beste drie parken zullen de eerste Nationale Parken van Wereldklasse zijn, aldus Van Dam.

Tekst: Cokky van Limpt, Trouw