Tien stellingen over landschap en water als publieke zaken

In de afscheidsrede op 31 augustus 2016 poneerde voormalig Rijksadviseur Landschap en Water, Eric Luiten, tien stellingen over landschap en water als publieke zaken. Onderstaand de integrale weergave van de stellingen plus een korte toelichting.

De stellingen met toelichting zijn ook als pdf-document te downloaden.

Tien stellingen over landschap en water als publieke zaken

Over landschappelijke fragmentatie als gegeven en landschappelijke samenhang als opgave

De fysieke en sociale factoren die gedurende de afgelopen eeuwen ten grondslag lagen aan de huidige differentiatie en schoonheid van het Nederlandse cultuurlandschap zijn – zonder uitzondering – allemaal uitgedoofd. De actuele landschapsvorming wordt gekenmerkt door onhelder opdrachtgeverschap, slecht gearticuleerde ambities, een verontrustende fragmentatie. In dit licht waren de recente publieke investeringsprogramma’s Ruimte voor de Rivier en Nieuwe Hollandse Waterlinie zeer waarschijnlijk de allerlaatste successen van omvangrijke, samenhangzoekende landschappelijke transformaties.

Over het landschap als de gebarsten spiegel van de samenleving

De Nederlandse samenleving koestert haar welvaart, haar snelheid en actieradius, haar comfort, haar werkgelegenheid, haar communicatiemogelijkheden, haar bedrijfszekerheid, maar weigert in toenemende mate de ruimtelijke effecten en expressie daarvan op het netvlies te verdragen. Historisch-geografen van de 22ste eeuw zullen op basis van de landschappelijke kenmerken van onze topografie daarom over ons oordelen als een vroeg 21steeeuwse samenleving in grote verwarring.

Over het landschap als prijsopdrijvend onderhandelingsresultaat

De tracering en inpassing van nieuwe grote infrastructuur is niet langer de civieltechnische uitwerking van het gezonde verstand maar een perverse oefening in milieukundige camouflage en landschappelijke boetedoening. De prijs van een stukje snelweg door een weiland is daardoor ondraaglijk hoog geworden. Het Rijk dient bij zichzelf te rade te gaan op welke manier het het mobiliteitsprogramma in de nabije toekomst ruimtelijk wil regisseren. De samenleving verwacht een visie voordat ze wordt geraadpleegd, niet een rekening van honderden miljoenen euro’s nadat ze is geraadpleegd.

Over het verleggen van verantwoordelijkheid

De publieke doelen achter natuurbescherming en landschapsontwikkeling getuigen van een paradigmatische verschuiving. Het verlangen naar een goed resultaat (toename van biodiversiteit, bescherming en ontwikkeling van landschappelijke waarde) is vervangen door het streven naar maatschappelijke inzet. Het ruimtelijke beleid is gereduceerd tot een voortdurende Boomfeestdag. Het is geslaagd als de samenleving de verantwoordelijkheid van de publieke sector heeft overgenomen. Deze fundamentele koersverlegging is voor het werk van het College van Rijksadviseurs om meer dan één reden een bijzonder onbevredigende conditie. Burgers verleggen immers geen dijken, bouwen geen bruggen en graven geen nevengeulen.

Over de vele gezichten van Rijkswaterstaat

De voortreffelijke manier waarop bij de planvorming, aanbesteding en uitvoering van de vernieuwing van de Afsluitdijk en de Beatrixsluis de ambitie van ruimtelijke kwaliteit is geborgd, steekt schril af tegen de rafelige, terloopse aandacht voor kwaliteit bij de uitbreiding van de zeesluis bij IJmuiden en de versterking van de Houtribdijk. Het is onverdedigbaar dat Rijkswaterstaat deze uiteenlopende manieren van werken naast elkaar laat bestaan.

Over dagkoersen en prioriteiten

De schijnbaar nadelige landschappelijke effecten van windturbines en zonnevelden worden schromelijk overdreven. Het zijn immers tijdelijke, reversibele constructies zonder blijvend effect op de ruimtelijke structuur; een incident, een kommaatje in de longue-duré van het landschap. Daar staat tegenover dat de ernst van de irreversibele bodemdaling van het Nederlandse laagveen volstrekt niet de bestuurlijke en beleidsmatige aandacht krijgt die het al decennia verdient.

Over de noodzaak van het Kustpact

De deregulering van het landschapsbeleid, de decentralisatie van Rijkstaken naar andere overheden en de overdracht van publieke taken naar maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven is in principe verdedigbaar maar niet als die worden ingegeven en beheerst door acute schaarste aan publieke middelen. Diëtisten leren ons dat houdbaar afslanken gemiddeld net zolang duurt als de tijd die het heeft gekost om aan te komen; dat gegeven zou voor het Rijk een les moeten zijn. En de onvermoede noodzaak van het Kustpact is zo’n les.

Over waterschappen en landschapsarchitecten

De beslissing om de uitwerking en uitvoering van het Deltaprogramma grotendeels in de handen van de waterschappen te leggen zou gevolgen moeten hebben voor de samenstelling en de expertise van die organisaties. In het besef dat de vernieuwing van het waterbeheer in de Nederlandse topografie overal en onmiddellijk een landschappelijke dimensie heeft, worden de waterschappen in hoge mate verantwoordelijk voor het cultuurlandschap van mijn kinderen en – wie weet – kleinkinderen. Van de circa 14.000 medewerkers bij de huidige 23 waterschappen zijn er twee landschapsarchitect. Dat lijkt mij ontoereikend.

Over de schitterende afwezige op de kandidatenlijst van Nederlands werelderfgoed

De fysieke kenmerken van Nederland die een onderscheidende universele betekenis hebben, zijn herleidbaar tot de combinatie van en interactie tussen landschap en water. Daarom moet de mislukte droogmakerij die bekend staat als het Naardermeer op de UNESCO-werelderfgoedlijst. Als monument van burgerlijke wilsbekwaamheid in het begin van de 20ste eeuw en als het gemankeerde zusje van de Beemster.

Over het College van Rijksadviseurs

Het voortbestaan, de opdracht en de naamgeving van het CRa wordt elke vier jaar opnieuw indringend ter discussie gesteld. Dat is slecht voor de gemoedsrust en de concentratie van het college en slecht voor de ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Bovendien legt het de nieuwe leden van het CRa steeds weer een zware bewijslast op de schouders. Het is hoog tijd dat het CRa in de komende periode een stevige institutionele verankering krijgt.